‘Herfst, herfst, wat heb je te koop?’ zongen mijn - nu volwassen - zonen op de basisschool. De herfst heeft veel te bieden! Het is immers de periode waarin op het noordelijk halfrond de oogst wordt binnengehaald. Ons woord herfst is dan ook verwant aan het Engelse woord ‘harvest’: oogst.
De vruchten van de bomen en het land worden geplukt. De appels en de peren, de walnoten, de hazelnoten.
En de herfst is ook het seizoen van loslaten: de bladeren vallen van de bomen. En daarmee is dit seizoen voor sommigen ook het seizoen van de weemoed.
De blaren vallen, vallen als van ver,
als welkten in de hemel verre tuinen;
ze vallen met ontkennende gebaren.
En in de nachten valt de zware aarde
uit alle sterren in de eenzaamheid.
Wij allen vallen. Deze hand zal vallen.
En kijk ik naar de andere: het is in alle.
Maar Een is er. Hij vangt dit vallen
oneindig teder in zijn handen op.
(Rainer Maria Rilke)
Bladeren die vallen – Wij allen vallen: het beeld van vergankelijkheid. De natuur spiegelt ons eigen leven, en ons levensgevoel: we worden bepaald bij de eindigheid van alles.
De herfst is ook de tijd waarin we ons voorbereiden op kouder weer. Winterjassen worden weer opgezocht. Warme schoenen.
En we weten ook dat na een paar maanden de winterjas weer opgeruimd kan worden en dat we ons dan kunnen voorbereiden op de warme lentedagen of de zomer. We kijken vooruit. Want de seizoenen gaan dóór. Die grote lijn van de verschillende seizoenen geeft ons ook houvast. Wij weten wanneer het land weer bewerkt moet worden of wanneer we het even kunnen laten liggen. Wij weten wanneer de bollen weer de grond in moeten en wanneer we de kleuren van de bloemen kunnen verwachten in de tuin. Wij weten wanneer de ganzen her en der weer landen op de landerijen – en wanneer ze weer vertrekken. We accepteren als het ware dat we nu even een donkere tijd ingaan qua weer, dat ook wel weer wat heeft met de lichtjes en de warme choco, opdat we weten: de seizoenen gaan ook weer door.
In hoeverre ervaren we ons geloof ook niet als een gaan van seizoenen? De ene keer ervaren we alsof het geloof vol warmte is en de zon er volop op schijnt. Een andere keer staat het op een laag pitje; treedt de winter in. In hoeverre kunnen we ons dan vasthouden aan de geloofsseizoenen? Zoals de seizoenen in ons levensritme? Hoe blijven we door de verschillende levensseizoenen heen tekenen herkennen?
Als we kijken naar mensen die in de bijbel centraal staan, lezen we regelmatig over de wisseling van de seizoenen in hun leven. En ook over de wisseling van de seizoenen in hun geloofsleven. Het gaat met ups en downs. De rode draad is het licht waar zij zich aan vast weten te houden. Het licht als een bron van warmte en liefde om hen heen: de liefde van God. Deze liefde blijft bij mensen door de geloofsseizoenen heen.
Ik geloof dat de Eeuwige, onze God, mensen steeds weer een warme jas wil omslaan: ‘Zoals een mantel om mij heen geslagen, zo is mijn God’ (Liedboek 221) zingen we in onze vieringen. Een mantel van liefde en geborgenheid, opdat we in alle ups en downs, als we ons koud of van binnen verkild voelen, steeds weer opnieuw kunnen verdergaan.
Seizoenen komen en gaan, maar het is Gods liefde die blijft en verdergaat met mensen.
Ds Evelijne Swinkels-Braaksma
Bron: Shutterstock, rechtenvrije illustraties